Afdrukken 

Bijlage 8 Regelgeving, met betrekking tot de bouw van opstallen op een volkstuin.

HOOFDSTUK 1

Inleidende bepalingen.

ARTIKEL I Begripsomschrijvingen.

In deze regelgeving wordt verstaan onder:

 bouwverordening -de Bouwverordening der gemeente Rotterdam (Gemeenteblad van 2010, 159 zoals deze nadien is gewijzigd).

 volkstuincomplex - een perceel grond, bestemd ter verkaveling tot volkstuinen, en dat geen deel uitmaakt van het erf, behorende bij een woning.

 volkstuin - een deel van een volkstuincomplex ,dat is bestemd voor de teelt van voeding en / of siergewassen, in hoofd zaak ten behoeve van de gebruiker.

 volkstuinhuisje - een gebouw geplaatst op een volkstuin en bestemd om voor personen te dienen als recreatief verblijf.

 kweekkas - een gebouw, geplaatst op een volkstuin,uitsluitend bestemd voor het kweken van groenten en/of fruit

 bergloodsje - een houten of stenen bouwwerk geplaatst op een volkstuin en uitsluitend bestemd voor het opbergen van tuingereedschap indien er geen gereedschapskist geplaatst is.

De begripsomschrijvingen, zoals vermeld in artikel 1 van de bouwverordening, zijn mede van toepassing.

ARTIKEL 2.

Behoudens het bepaalde in artikel 3, lid 7, mag op een volkstuin niet meer dan één van elk van de in artikel 1 genoemde categorieën van bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat een serre en een luifel niet gelijktijdig aanwezig mogen zijn.

ARTIKEL 3. Open ruimten bij een volkstuinhuisje / kweekkassen en bergingen.

1. Een volkstuinhuisje met eventuele serre, luifel, windschermen en bergloodsje of gereedschapskist alsmede een kweekkas mogen slechts worden gebouwd in de achterste helft van de volkstuin, gerekend vanaf het pad waaraan deze gelegen is. Er mag van deze regel alleen afgeweken worden, in geval de tuin een te geringe breedte heeft om deze drie delen naast elkaar te plaatsen of dat deze hierdoor binnen de grens komt van punt 4a en 4b.Terwijl punt 5 te allen tijde gehandhaafd moet blijven. Mits één van deze opstallen een dakbedekking van brandwerend materiaal heeft.

De afwijkende plaats (bv. voorste gedeelte van de tuin) moet ten alle tijde toestemming hebben van het bestuur van de vereniging en mag het totale aanzicht van het complex niet schaden.

2. De afstand van een volkstuinhuisje met eventueel een serre, of een luifel of windschermen ( aan één zijde van het huisje) tot de grens van de volkstuin mag niet minder dan 2,50 m. bedragen.

3. De afstand van een kweekkas en/of bergloodsje tot de grens van de volkstuin, dan wel tot het volkstuinhuisje op die volkstuin mag niet minder dan 0,50 m bedragen met dien verstande dat rondom het volkstuinhuisje / blokhut een vrije doorloop van min. 0.90 m. in acht moet worden genomen.

4.a. De afstand van een bouwwerk tot de beschoeiing van een sloot, die door of namens de gemeente wordt onderhouden mag niet minder dan 3,50 m. bedragen.

b. De afstand van een bouwwerk tot de beschoeiing van andere sloten dan in lid a genoemd, mag niet minder dan 2,50 m. bedragen.

c Langs de beschoeiing moet een strook van min. 0.80 m vrij blijven van bomen / struiken en niet natuurlijke verhardingen.

5. Overigens mag de afstand tussen een volkstuinhuisje en enig ander gebouw op een naast gelegen perceel niet minder dan 5,00 m. bedragen.

Afmetingen en inrichting van bouwwerken op volkstuinen

ARTIKEL 3 bouwhoogten en afmetingen.

1. Een volkstuinhuisje mag uit ten hoogste één bouwlaag met een kap bestaan.

2. Bij toepassing van een kap mag de nokhoogte niet meer bedragen dan 3,50 m. boven het maaiveld. Bij toepassing van een plat dak mag de hoogte niet meer bedragen 2,85 m. boven het maaiveld.

3. De binnenwerkse hoogte van een volkstuinhuisje, gemeten tussen de vloer en het plafond , moet over 4/5 van de vloeroppervlakte ten minste 2,40 m. bedragen en mag overigens niet minder dan 2,10 m. bedragen.

4.a. De hoogte van een kweekkas mag niet meer bedragen dan 2,50 m. boven het maaiveld.

   b. De hoogte van een kweekkas op een volkstuin waar- op geen volkstuinhuisje mag worden opgericht, mag niet meer bedragen dan 3,50 m. boven het maaiveld.

5. Indien de borstwering van een kweekkas niet uit doorzichtig materiaal bestaat mag de hoogte van die borstwering niet meer bedragen dan 0,60 m. boven het maaiveld.

6. De lengte, de breedte en de hoogte boven het maaiveld van een gereedschapskist mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,00 m. 0,70 m. en 0,70m.

7. Een doorzichtig- of ondoorzichtig scherm geplaatst op de scheiding van twee percelen moet op min. 0,50 m. vanaf die scheidingslijn geplaatst worden en mag niet hoger dan 1,80 m. boven het maaiveld uitsteken. Per volkstuin mogen niet meer dan 2 schermen worden aangebracht. En mogen niet voorbij de voorzijde van het volkstuinhuisje geplaatst worden.

8. De hoogte van een broeibak mag niet meer dan 0,60 m. boven het maaiveld bedragen.

9. Tuinmuurtjes mogen niet hoger zijn dan 0,80 m. boven het maaiveld en mogen niet als perceelafscheiding worden toegepast.

10.a. De nokhoogte van een bergloodsje mag niet meer bedragen dan 2,35 m. boven het maaiveld.

b. De vloeroppervlakte van een bergloodsje mag niet groter zijn dan 5,00 m2

c. Een bergloodsje mag geen langere zijde hebben dan 2,50 m.

ARTIKEL 4. Oppervlakten.

Onder vloeroppervlakte wordt verstaan.

De vloeroppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels. Dak overstekken (niet verder overstekend als 0,50 m.) luifels, balkons en serres worden hierbij niet meegeteld. Als uitzondering op de dakoverstek van 0,50 m. gelden de overstekken van de blokhutten die als behorend bij het betreffende model verwerkt zijn.

1. De totale oppervlakte van een volkstuinhuisje / blokhut met inbegrip van een serre of een luifel, mag buitenwerks gemeten niet meer bedragen dan 10 % van de oppervlakte van de volkstuin met een maximum van 25.00 m2. De totale oppervlakte als in de vorige volzin bedoeld, moet zich bevinden binnen een rechthoek van 5.00 x 6.00 m.

De funderingen van de opstallen mogen niet groter zijn dan de vloeroppervlakte van de opstallen huisje, blokhut kas of berging.

2. Buiten de in lid bedoelde oppervlakte mag een goot, boeibord of dak niet meer dan 0,30 m. oversteken.

3.a. Onverminderd het bepaalde in lid 1, mag de vaste bebouwing volkstuinhuisje, blokhut, kweekkas, broeibak bergloodsje of gereedschapskist niet meer bedragen dan 20 % van het totale tuinoppervlak met een maximum van 45.00 m2. waarbij het maximum voor een kweekkas op 5 % en 12.00 m2. en voor een broeibak op 8.00 m2. is gesteld.

b. Op een volkstuin, waarop geen volkstuinhuisje / blokhut mag worden opgericht, mag de maximale bebouwing – kweekkas, broeibak, bergloodsje of gereedschapskist – niet meer bedragen dan 14 % van de oppervlakte van de volkstuin met een maximum van 35 m2. waarbij een maximum voor een kweekkas op 8 % en 20 m2. en voor een broeibak op 6 % en 15 m2. is gesteld.

c. Het verharde gedeelte van een volkstuin met niet natuurlijke materialen in welke vorm dan ook mag niet meer bedragen dan 15 % van de totale grondoppervlakte.

Voor al de hiervoor genoemde opstallen moet voor ieder object (volkstuinhuisje / blokhut / kweekkas / berging / luifel / serre) apart een verzoek om bouwvergunning ingediend worden volgens de voorwaarden hierop gesteld.

Ook bij een verbouwing waarbij het aanzicht van één van de gevels veranderd moet een bouwaanvraag ingediend worden.

Indien één van deze objecten zonder toestemming wordt geplaatst moet dit object op eerste aanzegging verwijderd worden.

ARTIKEL 5. Hoogteligging van vloeren.

Vloeren van ruimten in een volkstuinhuisje / blokhut moeten tenminste 0,15 m. en ten hoogste 0,30 m. boven het maaiveld liggen.

ARTIKEL 6 Horizontale afmetingen van ruimten.

Indien in een volkstuinhuisje / blokhut verschillende ruimten worden afgescheiden, moeten de afmetingen van deze ruimten ten minste bedragen:

a. van een kamer (woonkeuken) ten minste 3,55 x 2,80 m.

b. van een privaat 1,00 x 0,80 m.

c. van een keuken 1,60 x 1,10 m.

d. van een douche 1,00 x 0,80 m.

e. van een gecombineerde privaat en doucheruimte 1,70 x 1,00 m. 

ARTIKEL 7. Toetreding daglicht.

1. Een volkstuinhuisje / blokhut moet voor toetreding van daglicht zijn voorzien van aan de buitenlicht grenzende ramen en / of deuren.

2. Indien in een volkstuinhuisje / blokhut kamers en / of een keuken worden afgescheiden, moet elk van deze ruimten voor de toetreding van daglicht zijn voorzien van aan de buitenlucht grenzende ramen en / of deuren.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde ramen en / of deuren moeten bezet zijn met blank glas met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1/5 van de vloeroppervlakte. van de betrokken ruimte.

4. Voor de toetreding van daglicht worden niet in aanmerking genomen die gedeelten van ramen en deuren die minder dan 0,80 m boven de vloer zijn gelegen

5. De glasoppervlakte wordt bepaald door meting in de dag van het raam- of deurhout. 

ARTIKEL 8 Vluchten bij brand.

1. Ter ontvluchting bij brand moet elke kamer of afzonderlijke keuken zijn voorzien van een naar buiten draaiend raam in een buitenwand met een oppervlakte van ten minste 0,60 x 0,90 m. dan wel van een naar buiten draaiende deur.

Dit geldt ook indien het volkstuinhuisje / blokhut uit één ruimte bestaat. Ook dan moet in de tegenoverliggende wand van de ingang een naar buiten openslaand raam van minimaal 0,60 x 0,90 m. of een naar buiten openslaande deur geplaatst worden.

2. De onderdorpel van het desbetreffende raamkozijn mag niet meer dan 1,00 m. boven de vloer zijn gelegen

ARTIKEL 9. Ventilatie van privaat- en doucheruimte.

Een privaat- en een doucheruimte moet(en) zijn voorzien van een aan de buitenlucht grenzend beweegbaar raam van ten minste 0,06 m2. dan wel van een ventilatiekanaal met een doorsnede van ten minste 0,015 m2. 

ARTIKEL 10. Inrichting en afwerking van een privaat- en doucheruimte.

1. Een privaat- of doucheruimte in een volkstuinhuisje / blokhut moet van de omringende ruimten zijn afgescheiden door dichte wanden en door een dichte zoldering.

2. De ruimte van een douche of van een combinatie van een privaat en douche, moet zijn voorzien van een waterdichte vloer.
3. Indien een volkstuinhuisje / blokhut is aangesloten op de drinkwaterleiding moet het privaat zijn voorzien van een closetpot met waterspoeling.

4. Een privaat zonder waterspoeling mag niet worden toegepast.

5. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 4, indien het volkstuincomplex nog niet is voorzien van een op het gemeenteriool aangesloten riolering, mits het privaat alleen buitenshuis toegankelijk is.

ARTIKEL 11. Lozingstoestellen.

1. Lozingstoestellen in een volkstuinhuisje / blokhut moeten zijn voorzien van een afvoerleiding.

2. Tussen een afvoerleiding en een lozingstoestel moet een stankafsluiter aanwezig zijn, indien het lozingstoestel zelf niet van een stankafsluiter is voorzien.

3. De afvoer van een lozingstoestel voor huishoudwater moet van een vast of afschroefbaar rooster zijn voorzien.

ARTIKEL 12. Afvoerleidingen.

Afvoerleidingen moeten aan het gestelde in de bijlage F van de bouwverordening voldoen.

ARTIKEL 13. Aansluiting op de terreinriolering.

1. Afvoerleidingen van volkstuinhuisjes / blokhutten moeten zijn aangesloten op een verzamelriolering die is aangesloten op het openbaar riool.

3. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien het volkstuincomplex nog niet is voorzien van een riolering, als bedoeld in lid 1. 

ARTIKEL 14. Afvoer hemelwater.
1. Hemelwater moet op doelmatige, op niet hinderlijke of voor het volkstuinhuisje / blokhut schadelijke wijze worden afgevoerd.

2. Een hemelwaterafvoer mag in geen geval worden aangesloten op de complex-riolering. De capaciteit van het rioleringsstelsel (inclusief de pompen) is hier niet op berekend. 

ARTIKEL 15. Drinkwatervoorziening.

1. In een volkstuinhuisje / blokhut moet een doeltreffend middel tot het betrekken van deugdelijk drinkwater aanwezig zijn, tenzij het volkstuincomplex, waarvan de volkstuin deel uitmaakt, van een doeltreffende centrale voorziening voor deugdelijk drinkwater is voorzien.

2. Een installatie voor drinkwater wordt geacht doeltreffend te zijn, indien zij voldoet aan NEN 1006/A2 2008nl (Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties A.V.W.I.).

Indien in de winterperiode de waterleiding afgesloten en afgetapt wordt, moeten bij het opnieuw in gebruik nemen van voornoemde leiding eerst watermonsters genomen worden en door een laboratorium onderzocht voordat het water vrijgegeven wordt voor menselijke consumptie.

3. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien het volkstuincomplex niet is voorzien van een waterleiding.

ARTIKEL 16. Gasinstallatie.

1. Een installatie voor flessengas moet veilig zijn. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan, indien de installatie voldoet aan (Voorschriften voor de aanleg van vloeibaar- gasinstallaties in woningen en andere gebouwen)

2. Op een volkstuin mag één extra gasfles worden opgeslagen buiten de op de installatie aangesloten gasfles.
Hierbij wordt uitgegaan van een standaard gasfles met een inhoud van ± 11 liter.

ARTIKEL 17. Elektriciteitsinstallatie.

Een elektriciteitsinstallatie moet veilig zijn. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan, indien de installatie voldoet aan (Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties).

ARTIKEL 18. Meterkast (elektriciteit).

De elektriciteitsmeter moet in een uitsluitend voor dat doel bestemde kast zijn ondergebracht.

Constructieve voorschriften.

ARTIKEL 19. Algemene eisen.

Bouwwerken op volkstuinen moeten van voldoende sterkte, stijfheid en duurzaamheid zijn en elk een hechte samenhang bezitten.

ARTIKEL 20. Fundering.

Bouwwerken op volkstuinen moeten zijn voorzien van een fundering, die voorkomt dat verzakking of verschuiving van het bouwwerk optreedt.

ARTIKEL 21. Brandveiligheid van wanden en daken.

De wanden en het dak van een volkstuinhuisje / blokhut alsmede een serre en een luifel mogen niet zodanig zijn samengesteld, dat deze spoedig na het uitbreken van brand grote hoeveelheden rook of voor de gezondheid schadelijke gassen ontwikkelingen, desintegreren of geheel in brand staan.

ARTIKEL 22. Regenwerend vermogen.

De buitenwanden en het dak van een volkstuinhuisje / blokhut moeten regenwerend en tochtdicht zijn.

ARTIKEL 23. Samenstelling van wanden.

1. Het houten stijl- en regelwerk voor de wandconstructie mag geen geringere afmetingen hebben dan

40 x 70 mm.

2. Buitenwanden van volkstuinhuisjes / blokhutten mogen niet zijn voorzien van een vocht- of warmte-isolerende bekleding of vulling die vatbaar is voor zelfontbranding.

3. De houten buitenbeschieting van buitenwanden van volkstuinhuisjes, opgebouwd uit houten stijl en regelwerk , mag geen geringere dikte hebben dan 16 mm.

Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in de leden 1 en 3 voor buitenwanden van andere constructie dan in die leden genoemd.  Nadere eisen kunnen worden gesteld aan buitenwanden van ander materiaal dan in de leden 1 en 3 genoemd.

4. Bij kweekassen mag de hartafstand tussen 2 stijlen niet meer dan 0,80 m. bedragen.

ARTIKEL 24. Optrekkend vocht.

Wanden van volkstuinhuisjes / blokhutten moeten zodanig zijn samengesteld, dat zij niet onderhevig zijn aan uit de grond optrekkend vocht.

ARTIKEL 25. Vloeren.

1.a Vloeren van volkstuinhuisjes / blokhutten waaronder zich geen bodemafsluiting bevindt, moeten voldoende vochtwerend zijn.

b. Vloeren van steenachtig materiaal, die onmiddellijk op de grondslag zijn aangebracht, moeten daarvan zijn gescheiden door een vochtwerende laag.

2. Voor de toepassing van lid 1, onder a, wordt mede als bodemafsluiting beschouwd een laag zand van ten minste 0,15 m. dikte, waarvan de bovenzijde niet minder dan 0,10 m. beneden de onderzijde van de vloerbalken is gelegen. De ruimte tussen het zand en de vloer moet voldoende zijn geventileerd. 

ARTIKEL 26. Brandveiligheid van plafonds.

Plafonds mogen niet zodanig zijn samengesteld, dat deze spoedig na het uitbreken van brand grote hoeveelheden rook of voor de gezondheid schadelijke gassen ontwikkelen, desintegreren of geheel in brand staan.

Plafonds bestaande uit schuimplastic tegels of ander door hitte druipend materiaal zijn niet toegestaan.

ARTIKEL 27. Bevestiging van dak, serres e.d.

De verbinding van het dak met de overige delen van een volkstuinhuisje / blokhut alsmede serres, luifels en windschermen moeten weerstand kunnen bieden aan de daarop werkende krachten door winddruk en zuiging.

ARTIKEL 28. Dakbeschot.

Daken van volkstuinhuisjes / blokhutten, die gedekt zijn met pannen, leien of andere elementen, die geen winddichte bedekking vormen, moeten zijn voorzien van een dakbeschot met een dikte van ten minste 16 mm. blijvende maat, indien dit dakbeschot bestaat uit aaneengevoegde planken.

ARTIKEL 29. Dakbedekking.

Dakbedekking moet zodanig zijn aangebracht, dat deze niet kan opwaaien, en zodanig zijn samengesteld, dat vliegvuur niet tot de ondergelegen constructie kan doordringen.

Op een dakvlak met een helling van minder dan 30° mogen pannen of leien niet als bedekking worden toegepast, tenzij door bijzondere maatregelen de regen- en sneeuwdichtheid van het dak is gewaarborgd.

ARTIKEL 30. Stookplaats.

Indien in een vertrek een stookplaats aanwezig is, moet tevens een veilige voorziening aanwezig zijn voor de afvoer van verbrandingsgassen.

AFDELING D.

Bijzondere bepalingen voor bouwwerken op volkstuinen.

ARTIKEL 31.

1. De artikelen 254, lid 1, sub a, 262 en 266 van de bouwverordening zijn overeenkomstig van toepassing.

2. Van de bepalingen van de afdelingen B en C van hoofdstuk II en van de krachtens die bepalingen geldende nadere regelen kan vrijstelling worden verleend bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, dat bij het in werking treden van deze regelgeving reeds bestond. 

HOOFDSTUK III.

Bepalingen met betrekking tot bestaande, niet in aanbouw zijnde bouwwerken op volkstuinen.

ARTIKEL 32. Algemene eisen.

De artikelen 307, 308, 310, 311 en 322 van de bouwverordening 2010 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV
Bepalingen omtrent het gebruik van volkstuinen, volkstuin-huisjes, blokhutten, kweekkassen gereedschapskisten, berg-loodsjes en broeibakken.

ARTIKEL 33. Afwijkend gebruik.

1. Het is verboden een bouwwerk op een volkstuin te gebruiken in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het bestemd is.

2. Het is verboden in een volkstuinhuisje / blokhut slaapplaatsen te hebben in een ruimte, waarin daglicht en lucht niet voldoende kunnen toetreden of die vochtig is.

3. Het is verboden op een volkstuincomplex voertuigen, zoals caravans, op te stellen of te stallen, te doen opstellen of stallen dan wel opstelling of stalling te gedogen.

ARTIKEL 34. Verdere bepalingen omtrent het gebruik.

Een gebouw, laatstelijk niet of wederrechtelijk als volkstuin-huisje / blokhut of kweekkas gebezigd, mag slechts als zodanig in gebruik worden genomen, indien het gebouw niet in strijd is met de voorschriften vervat in hoofdstuk II van deze regelgeving.

 

Toelichting.

Hoofdstuk I In de begripsomschrijvingen (art.1) is een Inleidende aantal inleidende bouwwerken vermeld, die, al of niet na verleende toestemming bepalingen op een volkstuin(kunnen) voorkomen.

Voortaan zijn uitsluitend die bepalingen van de Bouwverordening der gemeente Rotterdam van toepassing, voor zover het bouwbesluit daarnaar verwijst. Hoofdstuk II In de artikelen 3 t/m 5 wordt aangegeven Technische welke bouwwerken op een volkstuin bepalingen aanwezig mogen zijn. Voorts zijn de plaats, de afmetingen, de hoogte en de oppervlakken  van de diverse bouwwerken vastgelegd.

Met deze voorschriften kan de “wildgroei” op de tuincomplexen effectiever worden tegengegaan.

De artikelen 6 t/m 29 bevatten een aantal voorschriften, waaraan tuinhuisjes / blokhutten moeten voldoen. Deze voorschriften zijn vooral gericht op de veiligheid en de gezondheid van de gebruikers.

In de artikelen 30 t/m 34 zijn voorschriften opgenomen, ter waarborging van een goede en veilige constructie van alle op een tuin toelaatbare bouwwerken in het algemeen en van tuinhuisjes en blokhutten in het bijzonder. Tevens zijn enkele brandpreventieve voorschriften opgenomen.

Hoofdstuk VI In dit hoofdstuk zijn de gebruikelijke bepalingen ter wering van oneigenlijk gebruik opgenomen. De bepalingen beperken zich niet uitsluitend tot de volkstuinhuisjes en blokhutten.

Het is bijvoorbeeld voorgekomen, dat kweekkasjes als nachtverblijf en / of toilet werden benut.

Het bouwbesluit van de Gemeente Rotterdam alsmede de in deze regelgeving genoemde NEN- rapporten liggen ter inzage op het secretariaat van de

Rotterdamse Bond van Volkstuinders.

Gewijzigd en ingaande op 1 oktober 2011.

 

Bouw- Technische commissie

N. Kamerling.